Ondervertegenwoordiging is geen kwestie van tijd...
De m/v verhouding bij jonge professoren aan de UGent
In 2007 is 40% van alle wetenschappelijke personeelsleden een vrouw.
Enkel bij de predocstatuten -statuten zonder doctoraatsvereiste waarbij men al of niet aan een doctoraatsonderzoek werkt- is er een evenwichtige m/v verhouding: 52% is man, 48% vrouw.
Bij de postdocstatuten is nog 36% een vrouw, bij de professoren daalt het aandeel vrouwen naar 17%.
Het aandeel vrouwelijke ZAP-leden is het grootst bij de docenten en hoofddocenten met 27% en 18%.
Van de hoogleraren is slechts 11% een vrouw.
Er is dus sprake van een doorstroomprobleem van vrouwen aan de UGent. Deze ondervertegenwoordiging van vrouwen aan de UGent is niet louter een kwestie van tijd: ook bij de jonge cohorte professoren (40 jaar en jonger) blijft gender een belangrijk verschil maken want ook onder de jonge professoren is slechts een minderheid van 22% een vrouw. Enkel in de faculteit Diergeneeskunde zijn er bijna evenveel vrouwelijke als mannelijke jonge professoren. In de faculteiten Psychologie en Pedagogische Wetenschappen en de Farmaceutische Wetenschappen is minstens 75% van de afgestudeerdenpopulatie een vrouw, toch staat er binnen deze faculteiten geen nieuwe generatie vrouwelijke professoren klaar.
Figuur: professoren aan de UGent 40 jaar en jonger, naar faculteit en geslacht